Schrijfsel van de dag

Missen is de (liefdes)vorm waarin jij voortbestaat



‘Ik zal je niet vergeten,’ fluisterde ik in de nacht nadat je er niet meer was. Vergeten worden, alsof je niet meer eens mocht bestaan, ook niet in de herinnering. Dat leek me toen het ergste wat je kon overkomen. Dat de wereld door zou draaien, dat ze nooit zouden weten dat jij bestond. Want voor mij was jij de wereld; jij kon simpelweg niet niet bestaan.


Je bent er nog altijd.

Je bent er als ik boeken lees waarvan ik weet dat jij ze mooi had gevonden.

Je bent er als ik daarin passages markeer, omdat ze me aan jou doen denken. Je bent er als ik de noten van je parfum ruik bij een ander. Je bent er als ik iemand zie die een beetje op je lijkt, maar niemand kan zijn zoals jij (tenzij je een tweeling was – en dat was je niet. En dan nog, niemand kan jouw plek innemen. Mensen -zoals jij- zijn niet te substitueren). Je bent er als ik thee uit mooie mokjes drink, omdat jij me zei dat thee dan écht beduidend beter smaakt.


Je bent er als ik in teksten de mooiste stijlmiddelen vind, omdat jij de kunst van taal graag zag. Je was er in de jaren dat ik naar de middelbare school ging, het gymnasium, omdat jij zei dat ik het vast leuk zou vinden: de mythes en de verhalen, en daar had je gelijk in. En ik ben blij dat je destijds nooit bent begonnen over de eindeloze vertalingen en hoeveel werk dat wel niet zou worden, want men oh men, die waren niet altijd een feest. Maar ik leerde de coniunctivus, omdat ik dan stiekem na ‘lang leve’ jouw naam invulde. Het was dan nooit enkel een optativus, maar ook een irrealis.


Je bent er als ik door de nacht naar huis fiets, omdat jij me eens vertelde over hoe mooi je dat vond, hoe het maanlicht ’s nachts de wereld verlicht. Omdat jij dat zo goed kon, het licht in de duisternis zien. En ik denk dan aan je, omdat je het niet wist, maar jij was mijn licht in de duisternis. Het licht dat ik wilde volgen, omdat jij zo goed leek te weten hoe het moet, leven. Dat heb ik je nooit gezegd, want ik was twaalf, die woorden had ik niet. Maar ik weet dat je het zonder woorden begreep. Dat kon jij ook.

Dat het leven zich daar soms afspeelt, in het ongeziene, het ongezegde, in het voelbare. Dat wist jij beter dan wie dan ook, en ik wist het ook. Omdat jij het ongezegde als geen ander wél kon zeggen. Het was omdat jij me zei dat mensen met hun handen van je af moeten blijven als je dat tegen ze zegt. Dat ik, de keren dat iemand mij ongevraagd betastte, de moed verzamelde om dat eens flink duidelijk te maken, omdat jij dat niet kon. ‘Lieve [...], ik deed dat ook voor jou. Voor jou deed ik dat. Voor ons.’ Het ‘ons’ dat niemand kan zien.


Je bent er. Je bent er altijd. En vaak is het niet eens verdrietig, is het zelfs wel mooi. Dan mis ik je. Missen is de (liefdes)vorm waarin jij voortbestaat. En dan meet ik de tijd in de dagen dat jij er niet meer bent. En dan concludeer ik altijd weer dat het te lang is, maar dat ik je niet vergeten zal. ‘Voor altijd in het hoofd en in het hart,’ zou je dan zeggen, en dan zouden we hard lachen: ‘ha ha ha, dat is wel heel erg cliché.’


Je was speciaal, omdat je er altijd was.

Je bent speciaal, omdat je er nog altijd bent.

Heb je naar aanleiding van dit schrijfsel een vraag of een opmerking?

Dan mag je altijd een berichtje via Instagram DM sturen. Liefs, Jinte