schrijfsel van de dag

Drup, drup, deed de zak. Het gif sijpelde via het infuus haar lichaam in. Heel langzaam. Het leek in niets op de tsunami die het eigenlijk was. Je kon de vloeistof volgen tot aan de poort, een buisje en een plakker, waarna het in het ontastbare verdween. Daar baande het zich een weg, snel en vaardig. Het zou daar als een groep woeste soldaten alle gewelddadige cellen uitschakelen met minstens zoveel geweld. Het leek wel een soort massamoord op de cellen. En de wereld juichte het toe.

Wat fijn dat ze behandeld kan worden, schreven mensen in bemoedigende kaartjes.


Maar het bloedbad dat werd aangericht, was voor de buitenwereld haast onzichtbaar. Oké, totdat haar haren uitvielen. Lange, blonde plukken die zich melodramatisch van haar hoofd ter aarde stortten. Het moest eraf. Twee dagen voor Sinterklaas. Op school aten mijn klasgenoten pepernoten tot ze buikpijn kregen.


Knip, knip, deed de schaar, maar niets of niemand kon haar breken. De chemo kon haar haren afnemen, maar de strijdbijl had ze niet neergelegd. Het was mooi, ongelooflijk mooi. Zíj was zo mooi, want ze was zo prachtig krachtig. Hoe ze daar zat, de vrouw die alles met een volharding van hier tot Tokyo doet. Het moest maar eens gebeuren, en met een hoop humor was het niet eens triest. In die salon hebben we hebben gelachen tot we buikpijn kregen.


En ik maar blijven zeggen dat haar kaal worden was als gemaaid gras. Zo lekker frisjes. En dan stak het altijd – altijd – in mijn borst, en hoopte ik dat het snel lente zou worden. Dat het gras weer zou groeien. En dat het groener zou worden dan waar dan ook. En dan zeiden we gierend van het lachen dat we anders een spuitbus groene verf zouden pakken om de dorre ellende tot leven te wekken.


‘Humor’ en ‘tumor’, hebben maar één letter verschil. De ‘H’ verborg de ‘T’, achter het hekje dat hij is: h(a)h(a), zeiden we dan. We spraken daar graag over, hoe wij dat hele kanker te lijf gingen met een gezonde dosis humor. Dat ik daardoor nooit bij het andere gevoel kwam, merkte ik pas later. Toen de tumor weg was. En het hek daar maar bleef staan, en toen ik dichtbij ál het voelen wilde komen, maar dat niet lukte.


HAHAHA.

Wat een humor. En zo grappig was dat niet meer.


Kanker. Dat was het. In de breedste zin van het woord. En ik scheld er uit principe nooit mee. Haha. Niet grappig dus. Want ik vertelde niemand dat chemo meer doet dan snel delende cellen elimineren. Hoe het als een tsunami een huis lijkt te slopen, het hele lichaam, maar ook het huis waar dat lichaam in huist. Het huis van die vier muren met een deur. Zij lag op bed of op de bank als de laatste restant van een ruïne. En als je niet maaide, werd ze overwoekerd door emoties. En dat was helemaal geen feest, want het ziekenhuis was de dansvloer en de MRI-straling kwam het dichtst in de buurt van lichtstraling à la een discobal. Wat een nare behandeling. Dat wilde ik in de kerstkaarten terugschrijven. Het was alsof alles uit elkaar viel, en dat wij maar bleven rennen, met snelle tongen, om de boel dicht te plakken zoals bij kleefrandjes op enveloppen. We konden simpelweg niet stilstaan. Dan zouden we verdrinken. Dan zouden we de overkant, of welke kant dan ook, nooit bereiken.


Met onze humor verborgen we de tumor die zich achter haar stembanden, in haar borst, bevond. Alsof haar kanker een collectieve pijn was.

Klote kanker.


HAHA, deden wij, om nu te kunnen zeggen:

Hè hè, dat hebben we toch maar doorstaan.

Deze was voor zij die strijden, 

zowel in het slagveld als aan een zijde. 

Je mag lachen met een traan, 

laat het allemaal maar gaan.


Heb je naar aanleiding van dit artikel een vraag of een opmerking?

Dan mag je altijd een berichtje via Instagram DM sturen. Liefs, Jinte